Over DAG- en AVONDJUWELEN

Over DAG- en AVONDJUWELEN

Zou er ooit een tijd hebben bestaan waarin kleding uitsluitend bedoeld was om het lichaam te beschermen tegen kwalijke invloeden van buitenaf? Waarschijnlijk niet. De mens heeft altijd de behoefte gehad om zich te onderscheiden of te verfraaien door middel van kleding en sieraden zonder direct praktisch nut. “Al draagt een aap een gouden ring, hij is en blijft een lelijk ding”, dichtte Jacob Cats in de zeventiende eeuw en Constantijn Huygens schreef in die tijd over de diamant: “Wat is het daerw’ons geld zoo dertel aan vermallen? Niet als de klaerste steen of ‘t hardste glas van allen!” Maar desondanks dienden juwelen in de eerst plaats om de schoonheid van de draagster te accentueren, terwijl ze uitermate geschikt waren om status en maatschappelijke positie te benadrukken. “Don’t be a fool, it’s money”, zei de hertogin van Windsor ooit tegen een vriendin, die een gekregen ring terug wilde geven, omdat ze al zoveel ringen had!

Dagjuwelen

Veel meer dan tegenwoordig bestond er vroeger verschil tussen dag- en avondjuwelen en was het dragen hiervan aan strikte, hoewel ongeschreven regels gebonden, die overigens van land tot land konden verschillen. Avondjuwelen ontstonden vooral in de loop van de achttiende eeuw dankzij de ontwikkeling van de kaars. Door het toenemend aantal branduren konden avondfeesten steeds langer duren en steeg de vraag naar met diamanten bezette juwelen. Na een feest dat tot diep in de nacht op het Haagse Binnenhof had geduurd, schreef prinses Wilhelmina van Pruisen aan haar jongste zoon prins Frederik, die een militaire opleiding in Brunswijk genoot:

“Stel je eens voor, lieve jongen, hoe wij om vier uur ‘s nachts op het Scheveningse strand gingen wandelen. lk met mijn haar in de war, gekleed in hoepelrok en overdekt met al mijn diamanten”.

Dagjuwelen behoorden ten alle tijde eenvoudig te zijn en werden bovendien in zeer bescheiden mate gedragen. In de eerste uitgave van “Hoe hoort het eigenlijk?” schreef Amy Groskamp ten Have:

“Hoewel hieromtrent geen vaste voorschriften bestaan geldt het als snobistisch en van slechte smaak getuigend als een vrouw s morgens voor de lunch al juwelen draagt”.

Dit gegeven kan geïllustreerd worden aan de hand van een aardige anekdote in het amusante boekje “Vin-je dat we een hoed op moeten?” door Agnies Pauw van Wieldrecht:

“Als elfjarige kwam ik ‘s morgens eens beneden met een kettinkje van roze koralen en werd ontvangen met hoongelach. Maar ik heb zo’n blote hals”, was mijn enige verweer, alvorens rechtsomkeert te maken”.

Avondjuwelen


Hoewel men zich dan ‘s middags iets meer kon veroorloven, schreef de hertog van Bedford ooit in zijn “Book of Snobs”: “No jewellery should be de worn before 5 0’clock in the afternoon” en de voor het aperitief gestelde vraag “Do we change? ” is dan ook in Engeland in bepaalde kringen heel lang in gebruik gebleven. Maar werd er op deze vraag bevestigd geantwoord dan mocht men zich letterlijk behangen, zelfs met armbanden en ringen over de lange handschoenen. Overigens waren lang niet alle sieraadvormen even praktisch, want Consuela Vanderbilt, de hertogin van Marlborough, schreef later in haar memoires met de titel “The Glitter and the Gold”, “Jewels never gave me pleasure. My tiara always produced a violent headache and my dog-collar [van negentien rijen parels met diamanten tussenstukken] a shaved neck”.


Koningin Alexandra verscheen omstreeks de eeuwwisseling eens tijdens een hoffeest met voor een vermogen aan juwelen, waaronder alleen al negen verschillende diamanten colliers. En sir Henry Channon noteerde nog in de dertiger jaren in zijn dagboek, na een diner voor een aantal adellijke vrienden, over één van hen: “Lady Granard could scarcely walk for jewels”. Maar vrijwel gelijktijdig was er onder modern denkende vrouwen een verandering merkbaar. De binnenhuisarchitecte “avant-la-lettre” Elsie de Wolfe, onder andere bevriend met toonaangevende vrouwen als Coco Chanel en Daisy Fellowes, zei eens: “Voor ik vertrek naar een feest doe ik altijd nog één juweel àf!”
Na de tweede wereldoorlog


Na de Tweede Wereldoorlog werd het dragen van veel juwelen als enigszins vulgair beschouwd, misschien wel omdat de “nouveaux-riche” zich ging behangen. In haar boekje “Mode en Stijl” schreef Constance Wibaut in 1958:
“Juwelen en sieraden moeten met grote bescheidenheid gekozen worden… …Men herkent juist de vrouw van smaak aan de wijze waarop zij haar juwelen draagt: één enkel stuk is meestal al genoeg.


Ik heb dit nooit duidelijker gedemonstreerd gezien dan bij de galavoorstelling ter gelegenheid van het prinselijk huwelijk in Monaco – een feest waar Amerikaanse en Europese ongekroonde koninginnen elkaar fel bestreden om de hegemonie. Zaal en foyers van de toch al rijkelijk vergulde Opéra fonkelden en glinsterden van de diademen, bracelets, pailletten en ridderorden, terwijl hermelijn, sabel en nerts over de grond sleepten. Maar de Begum van wijlen Aga Khan droeg een lichtblauw faille avondtoilet, hier en daar met witte bloemen geborduurd, met een effen lichtblauwe avondmantel, beide van Balmain. Hierbij droeg zij diadeem noch collier, zelfs geen oorbellen. Alleen toen de lange, witte handschoen uit ging kwam er één ring tevoorschijn met één enkele steen, een rechthoekig geslepen diamant. Maar die was dan ook zo mooi en zo groot dat zij met deze enkele ring meer indruk maakte dan alle andere dames die haar gehele bezit aan juwelen hadden omgehangen. Had zij hierbij nog armbanden of een halssnoer gedragen, dan was het effect bedorven geweest”
Tegenwoordig gelden nauwelijks nog regels voor het dragen van sieraden. Velen kopen juwelen om ze de hele dag te kunnen dragen, terwijl tijdens de festiviteiten rond de zestigste verjaardag van koningin Beatrix bijvoorbeeld geen diadeems werden gezien. In de laatste aangepaste en geheel herziene uitgave van “Hoe hoort het eigenlijk?” uit 1996 wordt zelfs beschreven hoe geraffineerd het kan zijn om bij een eenvoudig, maar goed zittend t-shirt een mooi en kostbaar juweel te dragen. Met andere woorden: draag wat u mooi vindt, combineer met zorg en laat u hooguit leiden door de enkele regels die in dit opzicht [nog] gelden.